Lekker Spartaans

Afgelopen weekend stond ik weer ‘ns met een tent in de wei, en dat was lang geleden. De enige luxe die ik had was een inflatable matrasje van zegge-en-schijve 4,8 centimeter. Een ruggenbreker, zeg maar. En… ik vond ’t héérlijk.

Normaal gesproken ben ik met de camper op pad. Met zeven-zone-comfortmatrassen, een keuken met driepits gasstel en een koelkast waar m’n schoonmoeder in zou kunnen staan. Tot de Persoonlijke Standaard Uitrusting behoren verder een Nespresso-apparaat, een riante uitdraailuifel en – geloof het of niet – zelfs een satelliet-televisie, die overigens zelden aan staat.

Zielsgelukkig
‘Dat is geen kamperen’, hoor ik u zeggen en ik ben het hartgrondig met u eens. Ik heb een verplaatsbare hotelkamer, maar dan eentje met bedden waarvan ik 100% zeker weet dat daar nog nooit iemand anders in heeft geslapen. En datzelfde geldt voor het toilet en de douche – helemaal van onszelf. En ik word zielsgelukkig als ik achter het stuur van m’n hotelkamer kruip, op pad naar bestemmingen die nog niet eens vaststaan als ik de contactsleutel omdraai.

Kampvuur
Maar dit weekend was alles anders. Met vrienden op pad, lekker Spartaans. Lichtgewicht tentjes mee, comfy slaapzakken en super compact op te vouwen matrasjes (vandaar die 4,8 cm). De enige ‘luxe’: een kookpitje voor de koffie ’s morgens, een zak krentenbollen en een pinpas voor de lokale Italiaan.
’s Avonds lekker prutsen met het onvermijdelijke kampvuur, sixpack biertjes onder handbereik en slap ouwehoeren zoals mannen (m/v) dat kunnen doen. En: het was geweldig. Buiten zijn, in de natuur, genieten. En of je dat nou met een tentje doet, een caravan of een met alle opties afgeladen camper: dat ontdekken van de vrijheid, dat gaan en staan waar je wilt… dat is gewoon het mooiste dat er is.